De Spenenfee.
Het volgende verhaal speelt zich meer dan twintig jaar geleden af.
Zoonlief is nu een beer van een vent, maar als klein jochie van bijna vier had hij nog steeds een speentje.
Als ouders waren we in het begin van zijn leven wel blij met deze oudervriendelijke uitvinding, maar nu hij bijna naar de basisschool ging, zochten we naar manieren om hem zonder speen door het leven te laten gaan.
Het viel nog niet mee.
Op een dag kreeg ik een idee.
Onze dochter was druk aan het tanden wisselen en regelmatig kwam de Tandenfee over de vloer.
Wat nu als er op een nacht ook een Spenenfee zou komen die zoonliefs speen mee zou nemen naar Spenenland?
Manlief en ik overlegden en het leek ons een goed plan.
Ik vatte moed en op een mooie dag vertelde ik ons driejarig zoontje tijdens de lunch dat het tijd werd om zijn speen aan de wilgen te hangen.
De exacte toedracht weet ik niet meer goed, maar het ging ongeveer zo:
‘Nog even en dan mag je net als je grote zus naar de basisschool,’ zeg ik, terwijl ik een boterham smeer.
Onze schattige hummel knikt met zijn wangetjes bol van zijn broodje: ja, daar heeft hij wel zin in.
Zijn speen ligt binnen handbereik naast hem op tafel.
‘Als je naar groep 1 gaat, hoort het niet meer dat je nog een speentje hebt,’ probeer ik voorzichtig.
Ik zie hoe zijn oogjes snel naar zijn speentje flitsen.
Is zijn speen in gevaar?
‘Je bent een grote jongen en grote jongens hebben geen speentje meer nodig.’
Zoonlief is het er niet mee eens, slikt snel zijn hap brood door en stopt zijn speen in zijn mond.
Oké, dit wordt een lastige opgave, maar ik geef niet op.
‘Nu hebben heitie en ik gehoord dat er een Spenenfee langs komt, net als de Tandenfee. Zij wil graag jouw speentje meenemen naar Spenenland. Als je hem vannacht op je kamer klaarlegt, dan haalt de Spenenfee hem op en krijg je van haar een cadeautje.’
‘Net als de Tandenfee?’ vraagt dochterlief.
Zij vindt het hele tandenwisselgebeuren superinteressant.
Er zitten al heel wat centjes in haar spaarpot en soms helpt ze haar tanden zelfs een handje om er eerder uit te gaan.
Ik ben daar niet zo van gecharmeerd, manlief vindt het daarentegen superstoer van zijn ondernemende dochter.
‘Ja, het zijn zussen van elkaar,’ bedenk ik snel.
Ik realiseer mij dat ik voorafgaande aan dit belangrijke gesprek te weinig informatie over de Spenenfee en Spenenland heb ingewonnen en zal dus ter plekke van alles moeten verzinnen om het verhaal zo geloofwaardig mogelijk te maken.
‘Hoe ziet ze er uit?’ Dochterlief neemt een slok van haar drinken.
‘Ze is heel mooi. Ze draagt een lange blauwe jurk, heeft heel lang haar, net als een echte fee.’
‘Is ze lief?” vraagt zoonlief.
Voor hem is het niet zo belangrijk dat ze mooi is, als ze maar lief is.
Zijn speentje is zijn belangrijkste bezit en als hij die uit handen moet geven, dan doet hij dat alleen aan iemand die heel lief is.
‘Ze is hééél lief! De allerliefste van de hele wereld.’ Ik overdrijf, want ik zie dat zoonlief bijna overstag gaat.
‘Nog liever dan memmie?’
Ik knik. ‘Nog liever.’
Zoonlief aarzelt, maar na enig aandringen van mijn kant en verhelderende vragen van zijn kant, vertelt hij aan het eind van de lunch dat hij zijn speentje wel mee wil geven.
Hij beseft goed dat hij straks op de grote school niet meer met een speen rond kan lopen.
Maar ja, die speen is zo fijn…
Opgelucht dat het mij is gelukt, begeleid ik hem de rest van de dag richting het emotionele moment waarop hij zijn speen over zal dragen aan de Spenenfee.
Manlief en ik brengen onze peuter die avond samen naar bed.
Het is een schattig moment waarop hij zijn speentje klaarlegt en gehoorzaam in bed kruipt.
Die nacht wisselen we zijn speentje om voor een cadeautje en vol spanning wachten we het moment af, waarop hij wakker zal worden.
De speen vertrekt die nacht echter niet naar Spenenland maar naar de prullenbak.
In eerste instantie valt het mee.
Met zijn cadeautje in de hand komt hij de volgende ochtend enthousiast beneden en samen met zijn grote zus pakt hij het uit.
Blij gaan ze samen spelen, maar gaandeweg de ochtend verandert zijn blije lach in een verdrietig gezichtje.
Traantjes zitten bijna aan de oppervlakte.
‘Waar is mijn speen nu?’ vraagt zoonlief.
‘In Spenenland,’ antwoord manlief. ‘Daar speelt hij met de andere speentjes.’
‘Ik vind het niet leuk dat hij weg is.’
Al gauw komen de tranen en wordt het ons duidelijk dat hij helemaal niets snapt van een Spenenfee en Spenenland.
Hij vindt het alleen maar eng dat er blijkbaar een vreemde mevrouw in zijn slaapkamer is geweest die zijn geliefde speen heeft gestolen.
Er vindt per direct crisisoverleg in de keuken plaats.
‘Volgens mij was dit niet zo’n goed idee,’ fluister ik, terwijl ik om het hoekje naar onze ontroostbare zoon kijk.
‘Nee, dat had ik ook anders ingeschat,’ fluistert manlief terug.
Al zijn psychologische kennis ten spijt moet hij erkennen dat wij de plank deze keer behoorlijk mis hebben geslagen.
‘Ik heb nog een speentje liggen, die kunnen we hem terug geven en dan moeten we een andere manier bedenken om dit probleem op te lossen.’
Manlief is het ermee eens en ik overhandig onze zoon een nieuwe speen.
‘De Spenenfee zag dat je zo verdrietig was en heeft je een nieuwe gegeven,’ vertel ik hem.
Dolblij neemt hij hem in ontvangst, niemand mag nog tussen hem en zijn speen komen.
De Spenenfee verdwijnt in de vergetelheid, er wordt niet meer over gesproken in huize van der Veen, maar wij zitten nog wel steeds met een probleem.
Een paar weken later vaart de oplossing van ons probleem Nederland binnen op zijn stoomboot.
Opnieuw brengen we het onderwerp ‘speen’ en ‘groep 1’ ter sprake en hoewel zoonlief in eerste instantie absoluut niet van plan is om zijn teruggekregen heerlijkheid af te staan, is het idee dat Sinterklaas en zijn Pieten zijn speentje meenemen naar Spanje toch wel een aantrekkelijk idee.
Als íemand zijn speen mee mag nemen, dan is het Sinterklaas.
En zo wordt er op een avond uit volle borst gezongen bij de centrale verwarming en even later met veel vertoon van eerbied en ontzag voor de Goedheiligman een speentje in een klein schoentje neergelegd.
Manlief heeft een bijbehorende brief geschreven, waarin namens onze kleine spruit aan Sinterklaas wordt verzocht om goed voor zijn speentje te zorgen.
Opnieuw vindt er een omwisseling plaats en deze keer hebben we er meer vertrouwen in.
Wanneer zoonlief de volgende ochtend ziet dat zijn speen inderdaad is meegenomen door de Grote Kindervriend haalt hij zijn schoudertjes op.
Het is goed, hij is blij met zijn cadeau.
Er is nooit meer over de speen gesproken.