Schrijfster Jeannette van der Veen

De naald.

 

Kleding verstellen met naald en draad is niet mijn grootste hobby.

Meestal laat ik de stapel sokken met gaten en bloesjes waarvan een knoop mist net zo lang groeien, tot mijn geweten te veel op gaat spelen.

De naaibak komt tevoorschijn en onder het genot van een bakje Latte Macchiato, je moet er toch iets van maken, wordt de ene na de andere sok gerepareerd en kunnen bloesjes eindelijk weer worden gedragen door de rechtmatige eigenaar, meestal manlief.

 

Zo ook een paar jaar geleden.

Ik zit op de bank in de woonkamer van ons huis in Drachtstercompagnie en onze vrolijke viervoeter houdt mij gezelschap.

Timo, onze Cavalier King Charles Spaniel, zit op de grond en houdt goed in de gaten wat ik aan het doen ben.

Hij hoopt dat er een klosje met garen valt, dan kan hij hem stelen.

Hij is vasthoudend, maar ik ook en er valt geen klosje kant.

Wel een naald.

Geschrokken kijk ik om me heen.

Waar is hij?

Timo heeft ook door dat er iets is gevallen, want geestdriftig begint hij te zoeken.

Met zijn neusje snuffelt hij enthousiast over de vloer.

Waar is de schat die hij naar zijn bench kan brengen?

Ik ben iets minder enthousiast en probeer Timo uit de buurt te houden.

In gedachten zie ik een naald rechtop in zijn schattige neusje staan en de angst slaat me om het hart.

Dat moeten we toch zien te voorkomen.

Ik duw hem weg en vrolijk kwispelend gaat hij zitten.

Na tien minuten zoeken en Timo op afstand houden moet ik tot mijn grote spijt erkennen dat de naald is verdwenen.

Gelaten neem ik mijn taak weer ter hand en wanneer manlief na een uur thuiskomt, meld ik hem dat ik een naald heb laten vallen. ‘Mocht je hem vinden, leg hem dan maar weer in de naaibak.’

Manlief kruipt ook nog even op handen voeten over de vloer, maar ook hij kan hem niet vinden.

Maak ik mij vooral zorgen om Timo en zijn schattige snuitje, manlief is meer gericht op zijn tenen die uit zijn badslippers steken. 

Hij heeft gelijk: het zou niet fijn zijn als daar ook een naald rechtop in komt te staan.

 

We laten de naald voor wat het is en de dag gaat verder.

In de loop van de middag laat ik Timo uit en het valt me op dat hij moeite heeft met poepen.

Hij piept een beetje als hij druk moet zetten.

Nu heeft hij wel vaker last van zijn darmpjes en ik ga ervan uit dat het vandaag weer zo’n dag is waarop het iets minder gemakkelijk gaat.

Wanneer manlief ’s avonds zijn ommetje met Timo maakt, constateert hij hetzelfde.

We besluiten het af te wachten en als het morgen niet beter is, dan moeten we misschien even contact opnemen met de dierenarts.

De volgende ochtend blijkt dat Timo nog steeds geen ontlasting heeft gehad en als hij druk zet, piept hij nog steeds.

We maken ons zorgen en ik bel de dierenarts.

Ergens in de loop van de middag kunnen we er terecht en het duurt niet lang voor we aan de beurt zijn.

 

Ik zet Timo op de onderzoekstafel en de dierenarts onderzoekt ons kleine vriendje.

Hij drukt op zijn buikje, luistert naar zijn hartje, maar er lijkt niets verontrustends aan de hand te zijn.

‘Hij heeft dus veel pijn bij het poepen?’ vraagt de dierenarts.

‘Ja’, antwoord ik, ‘maar er komt niets.’

‘Hmmm.’ De dierenarts tast in het duister en hij bekijkt Timo nog eens.

‘Zijn anus is wel wat rood. Kijk maar.’ De dierenarts tilt Timo’s schattige pluimstaartje op en ik zie dat het poepgaatje inderdaad rood is.

Timo is niet blij met al die aandacht voor zijn achterste en laat met een paar beheerste grommetjes weten dat we uit de buurt moeten blijven.

Het is een mysterie.

Afgezien van de pijn en zijn rode achterste is ons kleine gezinslid zo fris als een hoentje.

‘Tot gisteren was er niets aan de hand, dus ik snap het niet,’ zeg ik aarzelend.

Ook de dierenarts aarzelt en hakt een knoop door. ‘Ik bekijk hem nog een keer goed en als ik niks vind, dan maken we foto’s.’

Ik knik en houd Timo vast die zo langzamerhand genoeg begint te krijgen van al dat gefriemel.

De dierenarts herhaalt zijn onderzoek en begint plotseling te lachen. ‘Nou, ik heb het gevonden hoor!’

‘O ja? Wat dan?’ Nieuwgierig kijk ik de dierenarts aan.

‘Er zit een naald door zijn poepgaatje heen.’ Lachend houdt hij Timo zijn staartje nogmaals omhoog en wijst naar Timo’s poepgaatje. ‘Kijk maar.’

Tot mijn verbijstering zie ik een naald dwars door de huid van zijn poepgaatje van de ene naar de andere kant, in zijn vacht verstopt.

De naald!

Die had ik zonet nog niet gezien.

Ik voel dat het schaamrood op mijn kaken verschijnt.

‘Ik was gisteren aan het naaien en ik heb een naald op de grond laten vallen,’ stamel ik.

Arme Timo.

Vreselijk.

En we hebben hem bijna vierentwintig uur zo laten lopen…

‘Nou, hij is terecht.’ Grinnikend kijkt de dierenarts mij aan. ‘Nu moet hij er nog uit. Dat kan wel zeer gaan doen.’

Met vereende krachten houden we een geïrriteerde Cavalier in bedwang, terwijl de dierenarts zo snel mogelijk de naald er uittrekt.

Na veel geharrewar is hij eruit en de dierenarts houdt hem omhoog. ‘Daar is de boosdoener.’

Ik ben opgelucht, Timo nog meer en de dierenarts begeeft zich naar zijn computer om de gegevens in te typen.

Opnieuw begint hij te lachen. ‘O, dit is Timo! De bijzondere Cavalier die een batterij heeft opgegeten.’

 

Inderdaad.

Een paar maanden geleden ben ik nog halsoverkop met Timo naar de dierenarts geweest, omdat hij een batterij zag liggen en opat.

De kinderen zijn inmiddels de deur uit en opgelucht dat we onze nakomelingen zonder al teveel schade naar de volwassenheid hadden gebracht, hadden manlief en ik elkaar destijds trots aangekeken: klus geklaard.

En toen was daar Timo.

De hond die ons hart heeft gestolen, maar zich ook gedraagt als een onverantwoordelijke peuter.

Hij bezorgt ons meer werk dan onze dochter en zoon bijelkaar opgeteld.

Terwijl ik nog roder wordt van schaamte, gaat de dierenarts verder. ‘We hebben het er hier nog uitgebreid over gehad! Heb ik de komende tijd weer wat te vertellen op verjaardagen!’

Hij lacht zich slap en ik?

Ik vraag me af of er een zwarte lijst bestaat voor hondeneigenaren.

En zo ja: wanneer sta je er op?

Zijn een batterij en een naald voldoende voor een ongewenst lidmaatschap?

De dierenarts kijkt me nog steeds vrolijk aan, dus ik probeer me niet al te veel zorgen te maken.

‘Ik geef je een antibioticakuur mee voor Timo. De wond is wel wat ontstoken,’ hoor ik de dierenarts zeggen.

Ook dat nog.

Terwijl ik mompelend afscheid neem en snel met Timo door de wachtkamer naar de uitgang loop, stel ik me zo voor dat er straks een sterk verhaal klinkt bij de koffie.

Home
Share by: